U bent hier: Home / De spelregels / De strategische plannen / Project - Het GPDO / De opmaak van een nieuw GPDO (Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling)

De opmaak van een nieuw GPDO (Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling)

De opmaak van een nieuw GPDO (Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling) vormt een van de gootste projecten van de Brusselse regering tijdens deze legislatuur. Dit plan zal verschillende verwachtingen moeten inlossen:

Het moet een duurzaam plan zijn. In een moeilijke economische context neemt het GPDO grote uitdagingen qua duurzame ontwikkelingen aan. Daarom werd aan de benaming gewestelijk ontwikkelingsplan het adjectief duurzaam toegevoegd. ‘Duurzame ontwikkeling’ verwijst naar een sociaal rechtvaardige, economisch stabiele en ecologisch verantwoorde ontwikkeling (rekening houdend met de biofysische beperkingen van onze planeet). Voor elke thematiek of in elke ontwikkelingssector worden minimum-’duurzaamheidsdrempels’ vastgelegd.

Het moet een ambitieus plan zijn. Het GPDO staat voor 5 nieuwe uitdagingen: demografische groei - tewerkstelling, opleiding en onderwijs - milieu – armoedebestrijding en dualisatie van de stad - internationalisering. Daarom is het vooral van belang dat de doelstellingen worden bereikt inzake de opvoering van het woning- en tewerstellingsaanbod, de ontwikkeling van de bedrijven en programma’s voor stadsvernieuwing, de verbetering van de veiligheid en het stedelijk milieu, de verlaging van het energieverbruik en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen.

Het plan moet een visie hebben op korte, middellange en lange termijn. Het GPDO tekent een strategische visie voor de jaren 2020 en 2040 en bereidt zo de toekomst van het gewest voor op middellange en lange termijn. Op korte termijn legt het actielijnen en operationele maatregelen
vast voor deze legislatuur (indicatoren en boordtabellen) in het vooruitzicht van de evaluatie en de aanpassing van het plan.

Het moet een pragmatisch plan zijn. Het GPDO legt niet enkel indicatoren en boordtabellen vast, maar bepaalt ook de voorwaarden en de middelen voor de uitvoering van de programma’s en projecten.
Dit houdt in dat ook de samenhang tussen dit globaal gewestelijk plan en de sectorale of lokale plannen wordt herbekeken. Het moet een geïntegreerd plan zijn. Het GPDO integreert, versoepelt en versterkt de samenhang tussen de verschillende plannen en planningsinstrumenten, zowel de reeds bestaande (het Plan voor de Internationale Ontwikkeling, het Iris-vervoersplan, de richtschema’s, enz.) als de toekomstige (de richtschema’s naargelang van hun goedkeuring).

Het moet een participatief plan zijn. Op het einde van de procedure wordt het ontwerpplan aan een (verplicht) openbaar onderzoek onderworpen. Van bij de aanvang van de opstelling van het GPDO komt echter ook een ruim proces van openbare raadpleging en burgerparticipatie tot stand in de vorm van openbare debatten en ateliers voor strategische toekomstverkenning. Op basis hiervan komen de eerste tendensen van het GPDO tot stand in samenwerking met de betrokken overheden (gewestelijke, paragewestelijke, gemeentelijke en gemeenschapsactoren) en privé-instanties (verenigingen, bewoners, economische actoren, sociale en academische partners).
Deze nieuwe bottom-upbenadering komt de operationaliteit van het plan ten goede en bevordert de betrokkenheid van al wie actief is op het vlak van stadsontwikkeling, bij een federatief stadsproject.

Het moet een grootstedelijk plan zijn. Het socio-economische (of grootstedelijke) luik van het gewest zal in het GPDO in zijn geheel aan bod moeten komen. De samenwerkingsvormen zullen daarom de institutionele grenzen overschrijden en zich ook richten tot vertegenwoordigers van de andere gewesten en bevoegdheidsniveaus. Deze synergieën zouden de logica van concurrentie en zero game (wat de ene wint, verliest de andere) moeten doorbreken en win-wineffecten moeten genereren. Een opdracht voor een nieuw ontwerp van globale ordening van Brussel wordt overwogen, met de ambitie om een strategische ruimtelijke visie te ontwikkelen die in de grootstedelijke context de verworvenheden van richtschema’s en wijkcontracten opneemt.

Het plan moet aan het milieu getoetst worden. Voor het eerst wordt een plan ter beoordeling van de milieueffecten voorgelegd. Deze gebeurt op hetzelfde moment als de opstelling van het ontwerpplan.
Op basis van deze evaluatie en van de analyse van varianten of mogelijke alternatieven, kunnen de voorstellen worden verbeterd. De evaluatie van de milieueffecten gebeurt, net zoals die van het plan zelf, op transversale wijze.

Document acties